Huiscateraar Robert Schreiner (58) en zijn zoon Julien (24) zijn in hun nopjes als ze kunnen doen waar ze goed in zijn: zorgen dat de klokkopers ’s ochtends genieten van een lekker broodje en koffie, een geintje maken met vaste klanten, of ze bij het inladen van de gekochte bloemen van een warme snack voorzien.
Het familiebedrijf is al sinds 1982 cateraar bij Plantion en voorganger Bloemenveiling Oost Nederland. Julien staat nu in de startblokken om het bedrijf over te nemen. Er is wel een ‘maar’. “Mede door corona loopt onze omzet behoorlijk terug. Steeds meer bloemisten kopen via de computer op afstand en komen hier niet meer naar toe. Het is maar de vraag of ze straks weer terugkomen”, legt Robert uit. Julien: “Het moet wel levensvatbaar zijn, anders begin ik er niet aan. Al wil ik het natuurlijk graag, want de sfeer hier is uniek.”
Bijnaam
Er zijn drie generaties aanwezig bij het interview, want ook Boy Schreiner (85) is aangeschoven om iets meer over de geschiedenis van het 92-jarige bedrijf te vertellen. Boy heet trouwens officieel Gerard, maar iedereen spreekt hem aan met zijn bijnaam. “Mijn vader heette ook Gerard en dat werd wat verwarrend, dus noemden ze me destijds Boy.” Boy volgde zijn vader in 1953 op als eigenaar. Zijn zoon Robert hielp ook al vroeg mee en het was snel duidelijk dat hij de zaak over zou gaan nemen. Dat gebeurde toen Boy tijdens zijn werk een ongeluk kreeg. “Ik had een schaal met broodjes in mijn handen en wilde een deur met mijn voet open trappen. Dat ging altijd goed, maar toen niet. De ruit brak, ik viel met een hoop geraas met broodjes en al achterover en mijn achillespees scheurde af. Ik moest meteen naar het ziekenhuis om geopereerd te worden.”
Vroeg opstaan
Werken als cateraar bij Plantion betekent dagelijks om drie uur opstaan. Robert: “Om vier uur zijn we hier en om half vijf komen onze medewerkers. Zo zorgen we er samen voor dat alles klaar is als om zes uur de klokveiling begint. De vroege ochtend is het drukst voor ons, al komen later ook nog wel wat Plantion-medewerkers hier lunchen.” Hij vervolgt: “Het is mooi werk. Je kent de mensen die hier komen allemaal goed en dat vind ik leuk. Omdat je ze kent, kun je nog eens een grap maken. Elke dag is weer anders. Andere handel zorgt voor andere kopers. En als de handel goed is, dan zit de sfeer er ook goed in.”
Kaarten en dobbelen
De in Nijmegen woonachtige cateraar vindt het wel jammer dat klokveilingen tegenwoordig minder lang duren dan vroeger. “Het was toen soms pas om elf uur ’s ochtends afgelopen. Dan kwamen ze hongerig binnen en wilden ze een biefstukje eten. Er werd gekaart en gedobbeld. Maar dat was ook een andere generatie.” Zoon Julien krijgt een glimlach om zijn mond bij het horen van de verhalen. “Dit had ik graag willen meemaken.” De jongste telg heeft net de hogere hotelschool afgerond en helpt geregeld mee in de zaak. “Horeca is prachtig. Het omgaan met mensen, inspelen op wat de gast wil, dat is mijn passie. En het liefst wil ik dit overnemen, maar het moet wel reëel zijn.” Dan mengt opa Boy zich weer in het gesprek: “Het zou toch wel mooi zijn als we hier de honderd jaar halen. Zet dat maar boven het verhaal.”